De eerste val...

Dag 22

6 juli 2014

Reykjavik - Reykjavik

241 Km

Zondag is de tweede dag van mijn verblijf in Reykjavik. Tijd om nog eens een rondrit te doen zonder eerst alle bagage in te pakken, op te laden en ’s avonds weer af te laden. Op het gemak neem ik mijn ontbijt in een overvolle eetzaal. Iedereen is vroeg, maar dat heeft zo zijn redenen; Een redelijk grote groep Fransen vertrekt vandaag terug naar huis en moet dus op tijd hun vliegtuig halen. Eerst heb ik ze niet door en denk ik aan avontuurlijke mensen waar ik mee aan tafel zit. Ze hebben het over moeilijke rivierdoorwadingen en zware off-road routes. Later begrijp ik dat ze dat niet zelf gedaan hebben, maar in groep en met zo een van die bussen die hier rondrijden. Soms zijn het verhoogde grote minibussen waar een man of 15 in kan. Soms zijn het zelfs regelrechte vrachtwagens op grotere wielen en met een ingerichte ‘bak’ op het chassis. Veel avontuur is daar volgens mij niet mee gemoeid. Tenzij het in- en uitstappen, want het is wel een hele trap eer je bij je zetel geraakt.

Ik heb vandaag dus eerst Thingvellir op het programma staan. Daarna een gravelweg en daarna een F-weg. Om uiteindelijk met een boog over asfalt opnieuw naar het hotel te rijden. Alles samen amper 220 km waarvan een goeie 50 off-road. Dat was dus het programma. Het weer was mooi. Zo warm zelfs dat ik de fleece die ik al enkele dagen extra aandoe kan uittrekken. Het eerste deel van de weg is nieuw asfalt en vliegt voorbij. Zo leuk nog eens zonder die windstoten te kunnen rijden.
In Thingvellir vergeet ik dat het eigenlijk een bijzonder historische site is en dat een korte wandeling eigenlijk wel een must was. De kloof waar overspelige vrouwen en heksen verbrand werden had ik best eens willen zien. Evenals de rots waarvandaan een spreker elk jaar de wetten van het land moest opzeggen. Omdat er nog geen geschrift was. Maar ik vergeet het dus.

En wel omdat de heel opmerkelijke scheur in de aarde duidelijk zichtbaar is. Blijkbaar zit hier de grens tussen de Amerikaanse en Europese continentplaten. Het is boeiend te zien hoe die breuklijn heel duidelijk in het landschap zit. En dus maak ik hier foto’s en rij daarna verder. Misschien was het ook het vooruitzicht van die off-roadweg. Want ik had hem heel duidelijk bekeken en gezien dat aan het einde ervan vermoedelijk een river-crossing was, maar dat die kon vermeden worden door eerder af te slaan en op een andere F-weg verder te rijden.


Eerst is er nog de gravelweg die door het Nationaal park loopt. Bijzonder mooi en goed onderhouden, dat is duidelijk. Daarna sla ik af op de F 338 en het wordt al snel duidelijk. Losse stenen, putten en uitstekende rotsen. Het eerste gedeelte ligt alles dan nog echt los waardoor sturen al wat lastiger is, maar daarna gaat het vlot mits de rotsen te ontwijken. Ik zit duidelijk in een lavaveld. Zo ver je kan zien ligt er ‘puin’. Grote blokken, kleine. Hier en daar mos, en tussenin asse. Asse zoals wij grit om te zandstralen kennen. Op de achtergrond het gebergte. Mooi, mooi en nog eens mooi. Maar kijken kan ik eigenlijk enkel op de momenten dat er gestopt wordt. Aandacht is echt constant nodig om omstakels te vermijden. En dan gebeurt het. Een strook met enkel asse. Het is alsof je in 20 cm dik stof terecht komt. Sturen wordt onmogelijk en even verder ga ik onderuit. Ik sta op dat moment bijna stil eigenlijk en kan de moto gewoon niet houden. Het gewicht. Met de nodige inspanning hef ik hem op en start opnieuw om voorzichtig verder te rijden. Op dat moment had ik gezien dat er een jeep achter me stond, maar die bleef alweer snel achter. En toen kwam de tweede strook asse. Nog dieper en nog langer. Opnieuw laat ik me verrassen en ga onderuit. Het duurt al iets langer om de moto recht te krijgen en de jeep maakt zelfs aanstalten om voorbij te steken. Terwijl dat dus echt niet kon. De twee mensen erin stappen niet uit, vragen niets en dus zijn het duidelijk toeristen. Een eindje verder laat ik ze maar voorbij en doen ze dat ook. Als ik een tijd later gestopt ben om foto’s te nemen kwam er een andere jeep langszij. De man draaide zijn raam open om te vragen of alles in orde was. Duidelijk IJslanders die me nog een mooie rit wensen.

Ik was intussen al begonnen met de kilometers te tellen, want het mocht eindigen deze miserie. Al moet gezegd dat het zicht op dat moment alle verwachtingen overtrof. Ik sta op minder dan 5 km van 2 enorme gletsjers. Maar dan echt enorme hé. Regelmatig stop ik om ernaar te kijken. Dit is indrukwekkend. Als ik op het punt kom waar de volgende F-weg begint, twijfel ik. Die ziet er niet erg bereden uit en vooral loopt hij vlak langs een berg waardoor ik vermoed dat er wel eens heel veel asse op de baan zou kunnen liggen. En als er intussen iets is waar ik liever uitblijf… Al begin ik de truuk wel door te krijgen hoej e die hindernis neemt zonder om te vallen. Ik draai toch de weg in, want een river-crossing zie ik ook niet echt zitten. Niet lang echter. Dit is me te link. In de asse is ook geen enkel spoor te zien. De juiste beslissing hoor ik een dag later, want die weg is gesloten. En dus ga ik maar verder. Er is nog een afslag voor de rivier en eventueel neem ik die wel. 

En dan is ze daar. De rivier. Het is amper een stroompje, maar verderop komen er nog drie doorwadingen zie ik nu op de kaart. Deze eerst zou nog nipt lukken en had ik vast gedaan als er nog iemand in de buurt was geweest. Nu keer ik na lang twijfelen om en zal dat andere stuk weg dan wel nemen. Tot daar ook na een km of twee een onmogelijke hindernis is. Het verbodsbord voor motoren had ik al genegeerd, maar nu begrijp ik de begeleidende tekst erbij. Een modderput waar je zelfs met een deftige 4X4 je tanden op kan stuk bijten. De moed zinkt me een beetje in de schoenen. De ganse weg terugrijden… Opnieuw al die assebakken door… Maar er zit niets anders op. Gelukkig is het zicht op de gletsjers door de andere stand van de zon nog mooier. En het is wel een feit dat de terugweg steeds sneller gaat dan de heenweg. Je moet minder opletten voor verrassingen. Zelfs de gevreesde plaatsen met diepe asse worden zonder problemen genomen. 

Zodra ik de gravelweg bereik durf ik denken aan een frisse pint die avond. Die is verdiend. En deze keer neem ik me voor geen enkele F-weg meer te rijden. Dit is niet te doen als je alleen bent. Maar het is wel jammer , want het zijn wegen waar echt iets te zien is. Misschien moet ik maar eens terugkomen met een grote jeep…Het laatste stuk heb ik nog het geluk tussen de regenbuien door te rijden. Links zie ik het water met bakken vallen, rechts is het pikdonker. En zelf rij ik in een stralend zonnetje, maar wel op volle snelheid richting hostel.
In Reykjavik moeten nog boodschappen gedaan worden als ik niet verplicht wil worden om ook nog eens een resto te zoeken. Ook op zondag is dat geen probleem. Daags voordien was me al opgevallen hoeveel IJslanders met hun knappe bakken door de winkelstraat paraderen. Dat wil ik ook wel eens doen en dus draai ik achter een zware Amerikaan die straat in. Dan valt me zijn nummerplaat op. “Toy boy” is echt waar zijn kenteken. Eerder had ik ook al zo’n rare combinaties gezien, maar daar vertel ik later wel eens over.

 

<
TERUG   VERDER
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Dag 5
Dag 6
Dag 7
Dag 8
Dag 9
Dag 10
Dag 11
Dag 12
Dag 13
Dag 14
Dag 15
Dag 16
Dag 17
Dag 18
Dag 19
Dag 20
Dag 21
Dag 22
Dag 23
Dag 24
Dag 25
Dag 26
Dag 27
Dag 28
Dag 29
Dag 30
Dag 31
Dag 32

Alle Foto's

Gastenboek